door: Paul Zeeman

Hij staat aan de reling van de brug, turend over het water, maar de bedrijvigheid op de kade en de onder de brug doorvarende schepen ontgaan hem volledig, hij is in gedachten verzonken.

Zijn gedachten zijn bij het bericht in de ochtendkrant een paar weken eerder: “Topambtenaar Justitie in verband gebracht met misbruik minderjarige jongens”

Hij dacht toen: “Zou het werkelijk gebeuren nu? Zou de beerput werkelijk opengaan?”

Zijn gedachten dwalen af naar een middag in oktober, nu jaren geleden.

Hij “kent”deze topambtenaar maar al te goed.: In het begin vind hij het een aardige man die er keurig uitziet en een mooie auto met chauffeur heeft. Het begint met wat vriendelijke woorden, een aai over z’n bol, en wat papiergeld, maar al snel verandert dat in gedrag wat hij nog niet kent. De man wrijft over zijn kruis en ritst zijn gulp open. Wacht even, dát is niet de bedoeling, die man zou hem toch helpen, zorgen dat hij naar school kan gaan? Hij stribbelt tegen, een onbehaaglijk gevoel overvalt hem. De man kijkt hem van achter zijn brillenglazen vreemd aan.

Nu ziet hij ook de ogen van de man pas goed en terwijl die twee kille ogen hem priemend aanstaren wordt hij bang, heel bang. Wat gaat er gebeuren, waarom kijkt die man zo vreemd? Weg hier! Denkt hij..

Hij wil het op een lopen zetten en de kamer uitvluchten, kijkt in paniek om zich heen naar een uitweg. “Blijven!”, bijt de andere man hem toe, “doe wat er gezegd wordt anders loopt het slecht met je af”, en hij blijft…

Hij moet de man “verwennen” zo noemen ze dat. Later begrijpt hij pas wat dat ‘verwennen’ inhoudt. Maar ja, weet hij veel? Hij is pas 12..

Nadat de man zijn lusten op deze wijze heeft gebotvierd, keert hij het ventje om. De jongen voelt een scherpe pijn in zijn achterste en begrijpt niet wat er gebeurt… tranen rollen over zijn bleke wangen van de pijn en hij hoort hoe de man vreemde geluiden uitstoot…Als de man klaar is, wendt deze zich abrupt af, kleedt zich weer aan en verdwijnt stil, keurig in het pak, haren gekamd en de brillenglazen gepoetst.

De jongen leest verder in de krant en ziet dat Nederland in rep en roer is, maar de minister van Justitie is er als de kippen bij om te verklaren dat het allemaal onzin is. “Er is nog geen spoor van rook, laat staan vuur” verklaart jij furieus. Door het zwijgen van de andere kranten en overige media komt de geruchtenstroom op gang: websites, Facebook, Twitter, iedereen heeft het er over.

Onzin, zegt de minister weer, de zaak is “grondig”onderzocht en alle verhalen zijn gebaseerd op leugens en geruchten. Er is sprake van een hetze, een lastercampagne.

Wacht eens even en hij dan? Hij heeft de man toch met eigen ogen gezien, en erger: gevoeld? Hij weet toch zelf heel goed wat er gebeurd is, wat hem is overkomen?? Waarom is zijn aangifte in de prullenbak verdwenen? Waarom wordt hij nu voor crimineel uitgemaakt en kotst iedereen hem uit??

Tranen rollen weer over zijn wang en hij voelt de pijn.. Hij klimt op de reling, sluit zijn ogen, spreidt de armen en springt…

Met een klap raakt zijn broze lichaam het harde ijskoude water en het wordt zwart voor zijn ogen… stilte…niets meer…..

Vanuit zijn Praagse hotelkamer geniet de topambtenaar op datzelfde moment van de eerste zonnestralen die door een kier van de gesloten gordijnen zijn gezicht raken. Hij draait zijn gezicht naar links en aait met een glimlach de jongen naast hem teder over zijn gezicht….

Zomer in Praag..