Zaak Baybasin | ’98-’12

De zaak Hüseyin Baybaşin

Bron: Bakker Schut Stichting

koerdische zakenman

Hüseyin Baybasin

Hüseyin Baybasin was voor zijn arrestatie in 1998 een vooraanstaande Koerdische zakenman. Hij werd op 25 december 1956 geboren in Lice in Oost-Turkije ofwel Noord-Koerdistan. Baybasin’s familie behoort tot de in de Koerdische geschiedenis bekende Zırkam stam. Deze stam is vanwege haar strikte geloof in een onafhankelijk Koerdistan door de geschiedenis heen altijd doelwit geweest van buitenlandse bezetters van het Koerdisch grondgebied.

De directe familie van Baybasin leeft sedert 1300 in en rondom de stad Diyarbakir (vroeger: Amed). Huseyin Baybasin werd bij zijn geboorte door zijn grootvader aangewezen als leider van de stam. In zijn jeugd is Baybasin in dienst van de Turkse staat opgeleid met de bedoeling hem later als politicus ten behoeve van de staat te kunnen inzetten. Hij studeerde ondermeer economie, landbouw en politieke wetenschappen en kreeg tegelijkertijd een militaire training.

Na zijn afstuderen steeg zijn ster snel. Door de Turkse staatsmedia werd hij aangeduid als invloedrijk stamleider en “geniaal zakenman”. Vanaf het moment dat Baybasin zich publiekelijk begon uit te spreken voor een oplossing van het Koerdische probleem, werd zijn positie in Turkije benard. Hij overleefde twee moordaanslagen en de Turkse Staat begon hem als drugshandelaar te afficheren.

vlucht uit turkije

Gedurende zijn werkzaamheden voor de staat kon Baybasin ook van binnenuit kennis nemen van de illegale activiteiten waaraan diezelfde Turkse Staat zich indertijd schuldig maakte, zoals deelname aan grootscheepse drugs handel. Nadat Baybasin in 1984 in Engeland was gearresteerd en na enkele jaren door bemiddeling van de Turkse overheid weer was vrijgelaten, weigerde hij na terugkeer in Turkije nog verdere activiteiten voor de Turkse staat te verrichten.

Vanaf dat moment is hij in Turkije aan willekeurige strafvervolgingen bloot gesteld geweest en is hij zwaar gemarteld. In 1992 ontvluchtte Baybasin Turkije. Na een verblijf in Zuid-Afrika, vestigde hij zich in 1994 in Engeland. Eenmaal buiten Turkije zette hij zijn activiteiten voor de Koerdische zaak voort. Hij onderhield nauwe banden met de meeste Koerdische politiek leiders en sprak op hoog niveau met buitenlandse diensten en politieke leiders. Zo was hij één van de oprichters van het in Brussel gevestigde Koerdische parlement in ballingschap. Zijn gedetailleerde kennis over de betrokkenheid van de Turkse staat bij de drugshandel, etaleerde Baybasin in die tijd – nog vóór het Susurluk incident en de nasleep daarvan – uitvoerig in diverse buitenlandse media.

Dit alles werd hem niet in dank afgenomen door de toenmalige Turkse autoriteiten die hem hoog op hun liquidatielijst hadden geplaatst. De toenmalige minister-president Tansu Çiller liet midden jaren negentig publiekelijk weten dat zakenlieden als Huseyin Baybasin, die de Koerdische beweging steunden, de rekening gepresenteerd zouden krijgen. In 1995 verzocht Turkije de Nederlandse autoriteiten om de uitlevering van Baybasin, die op dat moment in Neder land verbleef. Deze uitlevering werd door de Nederlandse rechter verboden vanwege het reële gevaar dat Baybasin na uitlevering in Turkije zou lopen. Tot twee maal toe stuurden de Turkse autoriteiten, overigens tevergeefs, een hitteam naar Nederland om Baybasin te elimineren. (Lees hier een verklaring uit het strafdossier van Baybasin van de Amsterdamse hoogleraar Turkse geschiedenis E. Zürcher over het bewind van Ciller).

vervolging in nederland

Vanaf 1996 werd vervolgens door de criminele inlichtingendienst van het politieteam IRT Noord Oost Nederland “anonieme” informatie ontvangen over mogelijke betrokkenheid van Baybasin bij grootscheepse heroïnehandel. Op basis hiervan kon in september 1997 in Nederland een gerechtelijk vooronderzoek tegen Baybasin worden geopend en werden zogenaamde door Baybasin gevoerde telefoon­gesprekken officieel in Nederland afgeluisterd. In een interne notitie van het Nederlandse Ministerie van Justitie werd op 15 juli 1997 vermeld dat op dat moment ”de zaak Baybasin werd gebruikt als drukmiddel teneinde in een andere zaak iets van de Turkse autoriteiten gedaan te krijgen”.

Op 28 maart 1998 werd Baybasin door de Nederlandse politie gearresteerd. Na vier jaar voorarrest veroordeelde het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch hem op 30 juli 2002 tot een levenslange gevangenisstraf voor ondermeer een in 1997 in Istanbul gepleegde moord en ontvoering, een poging tot uitlokking van moord in Kentucky en een poging tot invoer van 20 kg heroïne. Het door het hof aan deze veroordeling ten grondslag gelegde bewijs bestond aldus het hof zelf voor 90 % uit tapgesprekken. Baybasin heeft tot op heden iedere betrokkenheid bij de strafbare feiten ontkend en vanaf het begin aangegeven dat het tapmateriaal niet anders dan gemanipuleerd kon zijn. Tot op heden is aan de verdediging van Baybasin geweigerd technisch onderzoek te laten verrichten op de originele gegevensdragers van het gebruikte tapmateriaal.

Sinds Baybasin’s veroordeling tot levenslang zijn veel nieuwe feiten boven water gekomen over de achtergronden van zijn strafzaak. Al deze feiten wijzen volgens de verdediging onmiskenbaar op een samenspanning vanaf hoog politiek niveau met als doel Baybasin in Nederland te laten veroordelen voor nooit door hem gepleegde delicten. Hiertoe heeft gedurende een aantal jaar overleg en samenwerking plaatsgevonden tussen de Turkse en Nederlandse justitiële autoriteiten, een samenwerking die in de strafprocedure overigens hardnekkig is ontkend door justitie. Nederlandse en Turkse politiefunctionarissen hebben gezamenlijk telefoongesprekken van Baybasin afgeluisterd en door Turkse politiefunctionarissen zijn gemanipuleerde telefoongesprekken en ander vals bewijsmateriaal aan de Nederlandse politie overhandigd om deze in de Nederlandse strafprocedure tegen Baybasin als bewijs in te brengen.

Uit diverse deskundigenonderzoeken naar de voor het bewijs gebruikte opnamen van tapgesprekken blijkt, dat deze onverklaarbare ‘onregelmatigheden’ bevatten die ernstige twijfels doen rijzen over de authenticiteit ervan. Een in 2003 in opdracht van de Ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie uitgevoerd onderzoek wees op ernstige veiligheidshiaten in de Nederlandse tapkamers waarmee de voor het bewijs in Baybasin’s strafzaak gebruikte tapgesprekken indertijd zogenaamd werden afgeluisterd.

turks onderzoek

In januari 2007 is daarnaast door de hoge Turkse veiligheidsfunctionaris Hüseyin Celebi een onderzoeksrapport met de naam EK RAPOR ingediend bij het Hoofd van de Generale Staf en de Politie, de Hoge Raad en het Ministerie van Justitie van Turkije. Dit rapport vormde een samenvatting van een uitgebreider rapport van 10 december 2006 van dezelfde Celebi, dat de rol van de Turkse Staat en overheidsfunctionarissen beschrijft in de internationale drugssmokkel tot eind jaren ‘90.Het Rapport van januari 2007 spitst zich toe op de Nederlandse strafzaak tegen Baybasin, vooral op de wijze waarop deze in elkaar is gezet via een “complot” tussen Turkse “belanghebbenden” en Nederlandse, Duitse en Engelse justitiële en politiefunctionarissen. Het rapport beschrijft dat Baybasin in feite is gestraft vanwege zijn bemiddelingsrol indertijd tussen de Turkse militaire autoriteiten en de PKK en omdat hij publiekelijk de betrokkenheid van hoge Turkse regeringsfunctionarissen en politici bij de internationale heroïnehandel aan de kaak stelde. Volgens het rapport is de medewerking van Nederland in deze “set-up” tegen Baybasin verkregen door het chanteren van een hoge Nederlandse justitieambtenaar over wie in Turkije een dossier was opgemaakt wegens zijn betrokkenheid daar bij seksueel misbruik van minderjarigen.Eind 2007 is het aanvankelijke geheime EK RAPOR door de Turkse onderzoeksjournalist Burhan Kazmali naar buiten gebracht op de site van de Turkse krant Yalova. Volgens Kazmali betreft het een in opdracht van de huidige Turkse overheid opgesteld rapport. Tegelijkertijd publiceerde Kazmali zijn interviews met diverse Turkse (oud)politiefunctionarissen en hun betrokkenheid indertijd bij de zaak Baybasin in Turkije.

Eén van hen is Necdet Menzir, voormalig hoofd van politie te Istanbul en voormalig Minister van Staat en Transport. De ook door Kazmali geïnterviewde politiefunctionaris Mehmet K. vertelde hem dat hij indertijd de bedoelde Nederlandse hoge ambtenaar van het Ministerie van Justitie moest beveiligen bij zijn bezoeken aan Turkije. Tevens sprak Kazmali met Mustafa Y. toen 12 à 13 oud, en Osman B. indertijd 14 jaar oud: de twee jongens die indertijd door K. van straat werden gehaald om de betreffende Nederlandse ambtenaar bij zijn bezoeken aan Turkije gezelschap te houden.

Het EK RAPOR van januari 2007 beschrijft het scenario dat indertijd vanuit Turkije is gevolgd om Baybasin politiek onschadelijk te maken. Dit scenario hield in dat Baybasin zogenaamd in Turkije delicten zou plegen en dat de berechting ervan in Nederland zou plaats vinden. Om deze opzet te realiseren, wist de toenmalige Turkse regering de medewerking van de Nederlandse justitiële autoriteiten en de Nederlandse politie te verkrijgen. Het rapport meldt dat uit Turkije aan Nederland telefoongesprekken werden verstrekt afkomstig uit onderzoek op Baybaşin van de Turkse veiligheidsdiensten uit de periode 1989 tot 1997. Er werd volgens het rapport een scenario opgezet waarbij de gesprekken die voor 1997 waren gevoerd, zodanig werden gemixt dat het leek alsof ze na 1997 hadden plaatsgevonden en over misdrijven gingen.

onderzoek commissie afgesloten strafzaken (ceas)

Dat het onderzoek tegen Baybasin is gemanipuleerd is bevestigd door twee rechtstreeks bij het onderzoek betrokken Turkse politieambtenaren. Eén van hen bevestigt via zijn advocaat aanwezig te zijn geweest bij het martelen van willekeurige arrestanten teneinde hen een verklaring te ontlokken dat de bij hen aangetroffen drugs waren bestemd voor Baybasin. De andere Turkse politieman, heeft aangegeven indertijd door de chef Narcotica te Istanbul te zijn ingeschakeld bij het manipuleren van oude telefoongesprekken van Baybasin met de bedoeling het te doen voorkomen alsof Baybasin bij zware delicten betrokken was. Deze tweede Turkse politiefunctionaris, Ö.D., heeft zich op 1 mei 2008 tot de Nederlandse Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (CEAS) gewend met het verzoek het onderzoek in deze zaak te heropenen. Het resultaat van dit CEAS onderzoek wordt nog afgewacht.

De verklaring van deze Turkse technicus vindt bevestiging in een interview van de Nederlandse onderzoeksjournalist Wim van de Pol met een Nederlandse politieman die indertijd ook bij het onderzoek tegen Baybasin was betrokken. In het tijdschrift Crimelink van juni 2009 beschrijft Van de Pol hoe het Kernteam Noord- & Oost Nederland vanaf maart 1994 samenwerkte met de Turkse politie vanaf een geheime gezamenlijke werkplek in Istanbul. Volgens deze Nederlandse politieman was Baybasin in deze Turks-Nederlandse samenwerking vanaf het begin het belangrijkste doelwit.

Baybasin’s telefoon werd vanuit Istanbul door Nederlandse en Turkse teams gezamenlijk afgeluisterd. En in de laatste fase van het onderzoek tegen Baybasin ontving de Nederlandse politie het in Istanbul getapte materiaal slechts nog op cassettes uit handen van de Turkse politie. De verklaring van deze drie indertijd bij het onderzoek tegen Baybasin betrokken politiefunctionarissen sluiten naadloos aan op het scenario zoals beschreven in het Aanvullend Rapport: de Nederlandse strafzaak tegen Baybasin steunt direct op in Turkije vervalst tapmateriaal.

aangifte door baybasin

Op 10 april 2007 is door Hüseyin Baybasin aangifte gedaan tegen de betrokken Nederlandse justitie- en politieambtenaren wegens het uitlokken en plegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Tegen de volgens de Turkse autoriteiten gechanteerde topambtenaar van Justitie deed hij tevens aangifte wegens pedofilie. Voorlopig zonder succes. Het Landelijk Parket weigerde een strafrechtelijk onderzoek in te stellen tegen deze aangifte.

Een daarop volgende klacht van Baybasin tegen deze weigering tot vervolging werd op 17 oktober 2008 door het Gerechtshof te ’s Gravenhage afgewezen. Baybasin zou geen rechtstreekse belanghebbende in de aanklacht van pedofilie zijn en de aantijging dat zijn strafzaak met medewerking van de aangeklaagde Nederlandse justitie- en politieambtenaren in elkaar zou zijn gezet werd door het hof als “onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd gerucht” van de hand gewezen.

Een op 15 september 2008 door één van de Turkse slachtoffers tegen de hoge justitieambtenaar bij het Landelijk Parket gedane aangifte wegens verkrachting en seksueel misbruik van iemand beneden 16 jaar heeft nog steeds niet tot enig nader strafrechtelijk onderzoek geleid. Ondertussen heeft een tweede slachtoffer van de justitieambtenaar in Turkije zich met een aangifte tot het Landelijk Parket gewend.

De eind jaren tachtig in Turkije geïnitieerde campagne om Baybasin af te schilderen als een notoire drugshandelaar is tot op heden effectief gebleken, ondanks de vele feiten die dit beeld tegenspreken. Baybasin ontkent zich ooit met drugshandel te hebben bezig gehouden, behalve toen hij daarmee noodgedwongen werd geconfronteerd in zijn werk voor de Turkse Staat. Desondanks blijven de geruchten circuleren, van tijd tot tijd aangewakkerd door volstrekt ongefundeerde documentaires als bijvoorbeeld “World’s toughest towns: Istanbul” van Macintyre, die op 22 Oktober 2009 door Discovery Channel in zowel Engeland als Nederland werd uitgezonden.

De nieuw opgekomen feiten spreken dergelijke geruchten rechtstreeks tegen. In 2002 moest justitie na 4 jaar internationaal financieel onderzoek in de strafzaak concluderen dat men geen vermogenstoename van Baybasin had kunnen vaststellen, gerelateerd aan internationale handel in drugs. Ondertussen onderstrepen diverse getuigenverklaringen Baybasin’s contacten vóór zijn arrestatie met hoge veiligheidsambtenaren over de hele wereld.

Zo verklaarde een Israëlische luitenant-kolonel in 2007 op een zitting van de Raad van State veelvuldig met Baybasin contact te hebben gehad vóór diens arrestatie. Hij zou daarvoor nooit toestemming van zijn meerderen hebben gekregen indien er in die tijd ook maar enige twijfel zou zijn geweest dat Baybasin zich met criminele activiteiten inliet. De contacten waren puur politiek en zakelijk.

Een FBI medewerker verklaarde contact met Baybasin te hebben onderhouden sinds deze zich in 1994 in Engeland vestigde. Baybasin was interessant vanwege zijn informatie, zei hij. Ook deze FBI medewerker verklaart dat een dergelijk contact niet mogelijk zou zijn geweest als er toen enige strafrechtelijke verdenking tegen Baybasin zou hebben bestaan. Koerdische politieke leiders met wie Baybasin in de jaren negentig nauw samen werkte, verklaren over zijn puur politieke inspanningen voor de Koerdische zaak in die tijd en voor de waarschuwingen die hen toen bereikten dat er een val voor Baybasin zou worden opgezet.

Na zijn vlucht uit Turkije heeft Baybasin openlijk Turkse politici en hoge staatsambtenaren aangeklaagd voor hun directe betrokkenheid bij grootschalige heroïnehandel. De vraag is gerechtvaardigd waarom hij dat zou hebben gedaan als hij zelf deel uitmaakte van dat criminele netwerk. Afgelopen september is één van de hoofdpersonen die indertijd vanuit Turkije de zaak tegen Baybasin leidden, de hoge politiefunctionaris Emin Arslan, zelf in Turkije gearresteerd op verdenking van grootschalige drugshandel.

Nog vóór zijn arrestatie had dezelfde Arslan het voormalige straatkind Mustafa Y. bedreigd en laten mishandelen om hem zijn aangifte tegen de hoge Nederlandse justitieambtenaar te laten intrekken. Deze aanpak van mensen als Emin Arslan, inclusief de gecompliceerde strijd tegen hetErgenekon netwerk stemmen Baybasin voorzichtig optimistisch over de ontwikkelingen in Turkije op dit moment. De Turkse regering ziet in dat netwerk een staatsondermijnende organisatie van extreemrechtse kringen, voor een deel zijn de leden afkomstig uit dezelfde kringen als die Baybasin hebben laten vervolgen. Ook de voorzichtige toenaderingen vanuit de huidige Turkse regering tot de Koerdische bevolking in het land stemmen lijken in het voordeel te zijn van Baybasin.

dertien jaar detentie

Hüseyin Baybasin brengt al ruim 13 jaar door in een Nederlandse gevangenis. Tot eind 2003 zuchtte hij onder het uiterst zware, inhumane EBI-regiem te Vught. Verlengingen van zijn verblijf in de EBI werden keer op keer gelegitimeerd met anonieme berichten dat hij zou willen ontsnappen. Hetzelfde gold voor de vele isolaties die hem tot voor kort bleven achtervolgen. Concrete feiten ter staving van deze ontsnappingsberichten hebben altijd ontbroken.

Momenteel is hij onder behandeling van een vertrouwensarts voor de ernstige posttraumatische stress-stoornis die hiervan het gevolg zijn. Zijn vier kinderen die in Londen zijn opgegroeid, heeft hij gedurende 12 jaar niet kunnen zien. Vorig voorjaar mochten zij voor het eerst Engeland uitreizen en konden zij bij hem op bezoek komen. Het was de eerste keer dat hij zijn jongste zoon die na zijn arrestatie werd geboren, kon omarmen.

Vanuit de gevangenis heeft Baybasin zijn boek Trial by Silencegepubliceerd. Er zijn jaren geweest dat Baybasin in de gelegenheid werd gesteld te schilderen binnen de gevangenis. Van de stroom van schilderijen die dit opleverde, is een deel in Diyarbakir verkocht ten behoeve van tehuizen voor dakloze kinderen. Via interviews en een eigen website in Turkije bemoeit Baybasin zich nog steeds publiekelijk met de politieke en economische ontwikkelingen daar. Nog steeds ijvert hij ongebroken voor gelijke democratische rechten voor zijn volk, de Koerden. Het doet hem deugd dat de nieuwe Turkse machthebbers op dit moment ook stappen hebben gezet in de richting van dit ideaal.

de conclusie van de pg en de reactie van baybasin.

Eind oktober zal de Hoge Raad beslissen of de feiten, waarvoor Hüseyin Baybasin in Nederland tot levenslang is veroordeeld, opnieuw zullen worden onderzocht en getuigen opnieuw zullen worden gehoord. Ook zal dan worden nagegaan in hoeverre ‘valse’ en ‘onjuiste’ bewijzen tot zijn veroordeling hebben geleid. Als de Hoge Raad het verzoek van de procureur-generaal volgt om nader onderzoek te doen, dan zal ook het verzoek van Baybasin’s raadsvrouwe mr. Adèle van der Plas tot opschorting van de gevangenisstraf van haar cliënt gedurende het onderzoek, moeten worden beantwoord.

Cruciaal in de aanvraag tot herziening is Baybasin’s vermeende rol bij het aanzetten tot moord in een theetuin in Istanbul en zijn aandeel in drugssmokkel met twee schepen in Turkije. Volgens zowel het hoofd van de politie in Istanbul als de rechtbank voor staatsveiligheid heeft Baybasin niets met beide zaken te maken en is hij daar in Turkije nooit voor veroordeeld. De procureur-generaal wil opnieuw getuigen horen zoals klokkenluiders en tolken en hij wil klaarheid brengen in hoeverre telefoontaps zijn gemanipuleerd.

Baybasin zit inmiddels veertien en een half jaar vast in de gevangenis wat voor Nederlandse begrippen een fenomeen is. De conclusie van de procureur-generaal kan hier worden gedownload envia de website van de Hoge Raad.

Het commentaar van Baybasin en zijn verzoek tot opschorting van de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde straf kan hier worden gedownload.

baybasin aanwezig bij zitting hoge raad

Hüseyin Baybasin was vandaag, 7 februari 2012, aanwezig in het paleis van justitie in Den Haag, tijdens de mondelinge toelichting door zijn advocaat Adèle van der Plas, op het herzieningsverzoek bij de Hoge Raad. Van der Plas zei blij te zijn dat Baybasin er zelf bij kon zijn om te laten zien dat het in deze zaak niet gaat om ‘juridische abstracties maar om een menselijk drama’.

Een mens van vlees en bloed die, naar het zich laat aanzien, zeer wel mogelijk 14 jaar ten onrechte van zijn vrijheid is beroofd’, zei Van der Plas. ‘Een menselijk drama, maar dat niet alleen. Het gaat om een zaak waarin naar het zich laat aanzien ook de integriteit van bepaalde instituties binnen het strafrechtelijk bedrijf op het spel staat.

Lees het verslag van Wim van de Pol op Crimesite.

Lees hier de mondelinge toelichting van Adèle van der Plas bij de Hoge Raad.

herzieningsverzoek baybasin bij hoge raad

Namens Baybasin is op 18 april 2011 een herzieningsverzoek ingediend bij de Hoge Raad. Het verzoek schetst een onthutsend beeld van de achtergronden van de strafzaak tegen Baybasin en de wijze waarop deze vanuit Turkije in samenspraak met de Nederlandse justitiële autoriteiten in elkaar is gezet.

Eerder gaf Ybo Buruma, voorzitter van de TCEAS die de zaak onderzocht, een herzieningsverzoek een goede kans van slagen. Er zijn belangrijke nieuwe feiten naar voren gekomen, die een vrijspraak of een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het openbaar ministerie zeer aannemelijk maken. Zijn commissie durfde zelf echter geen omvattend onderzoek te initiëren. Zij concludeerde niet te hebben kunnen vaststellen dat de telefoontaps in de zaak Baybasin waren gemanipuleerd. Het herzieningsverzoek laat zien dat deze conclusie aan alle kanten rammelt.

De door de commissie ingeschakelde deskundigen waren het met elkaar eens over mogelijke manipulatie van vijf van de zes onderzochte gesprekken. Voorts analyseert het verzoek de diverse ‘blinde vlekken’ die de commissie kennelijk parten hebben gespeeld.

Twee belangrijke getuigen die de commissie zouden hebben kunnen inlichten over de wijze waarop in Turkije gemanipuleerde taps in de Nederlandse tapkamers terecht waren gekomen, zijn niet gehoord.

De resultaten van een onderzoek van het Ministerie van Binnenlandse Zaken uit 2003, naar de veiligheidshiaten in de Nederlandse tapkamers, is door de commissie over het hoofd gezien.

pvda stelt vragen over onderzoek buruma

Op 9 februari 2011 stelde Jeroen Recourt van de PvdA enkele indringendevragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het door de TCEAS verrichte onderzoek naar de telefoontaps in de zaak Baybasin. De vragen werden op 21 februari 2011 beantwoord.

analyse van de bevindingen van buruma

GEPUBLICEERD OP 15 FEBRUARI 2011

Spits publiceerde op 7 februari 2011 een artikel met de titel OM verprutst onderzoek Baybasin . Een journalist van Spits had de voorzitter van de TCEAS, hoogleraar strafrecht Ybo Buruma, aan de tand gevoeld over de conclusies van zijn commissie. Volgens Buruma was er lang gedubd over de beslissing, maar “was er voor zijn commissie niet genoeg” om de zaak door de CEAS te laten heropenen. Wel dacht Buruma dat mede door zijn onderzoek een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad kans van slagen had.

Hiervoor zijn nieuwe feiten nodig waarmee de rechter indertijd niet bekend was en welke zeer waarschijnlijk tot een vrijspraak of een niet-ontvankelijkheidverklaring van het Openbaar Ministerie zullen leiden. De TCEAS acht dergelijke nieuwe feiten dus aanwezig.

Het rapport van de TCEAS ademt echter de angst uit om een zelfstandige beslissing te nemen op grond van het eigen technische onderzoek. De commissie wringt zich als gevolg daarvan in vele bochten die weinig meer te maken lijken te hebben met de wetenschap van de logica. Precieze lezing van de onderliggende technische rapportage maakt duidelijk dat deze de uiteindelijke conclusie geenszins dekt. Als doekje voor het bloeden wordt tot slot de hete aardappel van een mogelijk onterechte veroordeling tot levenslang op basis van gemanipuleerd tapmateriaal doorgeschoven naar Baybasin zelf. Hem wordt, na 14 jaar mogelijk onterechte detentie, veel succes toegewenst bij het achterhalen van de waarheid in een bij de Hoge Raad aan te spannen herzieningsprocedure. Dat dit Baybasin nog eens jaren extra mogelijk onterechte detentie kan kosten, wordt er wijselijk niet bij gezegd.

De volgende opmerkingen in het rapport d.d. 3 januari 2011 staven uitdrukkelijk zijn opmerkingen tegen de Spits-journalist over Baybasin’s herzieningskansen.

De Öge-zaak

Op de Öge-zaak is het oordeel van levenslang gebaseerd, zo concludeert Buruma sub 7.5 op p. 19 van zijn rapport. Het betreft een in Istanbul gepleegde moord waartoe Baybasin beweerdelijk middels telefonische orders vanuit Nederland aan twee in Turkije verblijvende personen, Yavuz en Nuri Korkut, opdracht zou hebben gegeven. Op p. 7 van zijn rapport noemt Buruma uitdrukkelijk het voorhanden novum in deze zaak. Het betreft hier een zeer sterk novum, namelijk een Turkse definitieve rechterlijke beslissing (in feite het klassieke novum van artikel 457, lid 1, sub 1 Sv) en een Turkse sepotbeslissing die haaks staan op de veroordeling van Baybasin. Het rapport:

De raadsvrouwe van de veroordeelde heeft aangevoerd dat de beweerde medepleger van de moord, Yavuz Yavüztürk (door het Bossche Hof aangeduid als “ene Yavuz”), door de Rechtbank te Bakirköy op 13 oktober 2004 conform de eis van de OvJ is vrijgesproken (onder overlegging van een kennelijk afschrift van dat vonnis nr 2004/348). De eerdere verklaring van Yavuz is beweerdelijk onder druk afgelegd. Voorts heeft zij aangevoerd dat een van de andere medeplegers, Nuri Korkut, blijkens een verklaring van de Rechtbank te Bakirköy van 4 mei 2005 nooit als verdachte in deze zaak is aangemerkt (onder overlegging van een verklaring met nummer 2004/386).” (rapport d.d. 3 januari 2011, p.7)

Op p. 19  van zijn rapport onderstreept Buruma dit harde novum opnieuw.

Het is de TCEAS niet ontgaan dat de (Turkse) vrijspraak resp. het uitblijven van vervolging in Turkije jegens de twee in het veroordelend arrest genoemde medeplegers in de Öge-zaak, vragen oproept rond de moord in de theetuin. Het zoeken naar mogelijke antwoorden gaat echter het bestek van de TCEAS te buiten, nog afgezien van de omstandigheid dat de lastige uitvoerbaarheid van nader onderzoek dienaangaande en de internationale dimensie daarvan aan nader onderzoek door de TCEAS in de weg staat. De TCEAS heeft stilgestaan bij de vraag hoe kan worden verklaard dat de Nederlandse politie en justitie kennelijk niet meer bewijsmateriaal uit Turkije hebben verkregen. (—) het lijkt een evident belang om in een moordzaak waarbij de betrokkenheid van de verdachte niet-rechtstreeks is, zo stellig mogelijk bewijsmateriaal aan de rechtbank aan te bieden. De TCEAS heeft zich erover verbaasd dat relatief eenvoudige verificaties achterwege zijn gebleven—-.” (rapport d.d. 3 januari 2011, p.19)

Het is helder dat de commissie dit argument doorschuift naar een door de verdediging in te dienen herzieningsverzoek. Het betreft hier een na de veroordeling opgekomen novum en een geconstateerde zwakte in de bewijsconstructie, welke buiten het bestek van de beperkte onderzoeksmogelijkheden van de TCEAS vallen.

Poging tot uitlokking van moord in Kentucky

Over de Kentucky-zaak schrijft Buruma:

Veel aandacht gaat in de bewijsvoering in deze zaak naar gesprek A-3-24 van 14 november 1997 te 22.24 uur. Baybasin belt naar overste Meyir E. Dahan in Israël en spreekt in moeilijk te begrijpen termen over diverse zaken. De verdediging heeft bij het Hof aangevoerd dat de zinsnede ‘to make him call’ ten onrechte is beluisterd als ‘to make him cold’. Het Hof heeft die frase weggestreept.

Later is over dit gesprek op 18 augustus 2006 een verklaring afgelegd door overste Dahan (doss. 37) die zegt zijn eigen stem te herkennen maar stelt dat het gehoorde nooit in een enkel gesprek is gezegd. Zijn verklaring is in vivo herhaald op 8 oktober 2007 voor de Raad van State (doss. 38)”. (rapport d.d. 3 januari 2011, p. 7)

Tegenover de Raad van State is de heer Dahan inderdaad zeer stellig geweest over het feit nooit maar dan ook nooit met Baybasin over criminele zaken te hebben gesproken. Zij voerden slechts zakelijke en politieke gesprekken, aldus Dahan. We spreken ook in deze zaak dus over een belangrijk nieuw novum.

Gijzeling van Celik

Als belangrijkst novum in de gijzelingszaak noemt Buruma de verklaring van de Turkse politieman X1, die voorlopig anoniem wenst te blijven.

X1 heeft over deze zaak als volgt verklaard: “Er was nog een zeer komisch voorval. Mehmet Celik of Haci Hasan of wat dan ook? Het is een zaak die door mijn hoofdcommissaris Ferruh Tankuz is verzonnen. In verband met deze zaak hebben Hüday Sayin en de Nederlandse politiemensen dagenlang op onze afdeling gesproken. Wij hebben noch Mehmet Celik Haci Hasan noch Haci Hasan Mehmet Celik gezien. Hüseyin Baybasin zou zogenaamd iemand genaamd Haci vanwege een vordering van vijftien miljoen dollar hebben laten ontvoeren. In die periode was een groep opgepakt die zich bezig hield met zaken als cheques en schuldbekentenissen; maar dat had niets met Hüseyin Baybasin te maken”. (rapport d.d. 3 januari 2011, p. 8 )

Heroïnezaak

In de heroïnezaak maakt het hof mede gebruik van twee in Turkije afgelegde, Baybasin belastende getuigenverklaringen van ene Korkut en Priescu. Over deze zaak schrijft Buruma tot slot:

Bij deze zaak zou X1 zelf betrokken zijn geweest. Hij verklaart dat er druk is uitgeoefend (op de getuigen). Op 20 augustus 2005 heeft Priescu voor het Gerecht in Rome aan een Nederlandse RC (in re Jocic) verklaard dat hij is gemarteld (doss. 36)”. (rapport d.d. 3 januari 2011, p. 8 )

Met andere woorden, ook in deze zaak zijn zo op het eerste gezicht al twee belangrijke nieuwe feiten in de zin van artikel 457, lid 2 Sv aan te wijzen.

Het technische onderzoek van de TCEAS

Wat heeft het onderzoek in opdracht van de TCEAS nu daadwerkelijk aangetoond in relatie tot deze volgens de commissie zelf reeds opgekomen nieuwe feiten? Voor een goed begrip hiervan verdient het aanbeveling goed nota te nemen van de rapportage van prof. Dr. Bart Jacobs, voorzitter van de technische commissie van de TCEAS in deze zaak. Hierin worden de resultaten van het verrichte technische onderzoek precies beschreven. Jacobs’ rapportage bestaat uit een Engelstalig rapport van 15 november 2009 en een Nederlandstalig rapport van 16 augustus 2010. Aan het Engelstalige rapport zijn de twee rapportages gehecht van de internationale deskundigen die respectievelijk door de verdediging en het College waren aangewezen.

Wat allereerst opvalt, is dat eigenlijk alleen de Israëlische deskundige, S. Peller, over redelijk authentieke kopieën beschikte van het door de TCEAS gekopieerde materiaal. Het Engelstalige rapport van Jacobs beschrijft dit helder met de door Peller geuite kritiek op het hem in eerste instantie verstrekte materiaal.

Early July he (Peller) had taken a serious look at the material and contacted me (on 6 July) complaining about what the recording technician (from Beeld en Geluid) has done to fix the playback speed. He had not applied “sample rate adjustment”, but some “pitch shift” function that is used for instance to adjust voices that are out of tune. It does not apply a mathematical formula (like in sample rate adjustment) but performs some ad hoc manipulation that distorts the signal. Peller stated firmly that he cannot do any meaningful investigation on these distorted files, and asked for the original versions. I understood Peller’s concerns,—“ (rapport Jacobs d.d. 15 november 2009, p. 5 sub 2.5.)

Jacobs beschrijft dat in overleg met Buruma vervolgens aan Peller “beter”, dat wil zeggen “authentieker” materiaal ter beschikking is gesteld. Daarna hebben beide voorzitters vreemd genoeg besloten niet ook BEK TEK LLC hetzelfde “betere” materiaal te verschaffen. Dit zou maar tot verder uitstel leiden en bovendien de onderzoekskosten doen oplopen. (rapport d.d. 15 november 2009, p. 6) Dit laatste argument doet verbazen, omdat deze eventuele extra kosten toch in het niet zullen vallen in relatie tot de prijs van een eventuele onterechte veroordeling tot levenslang, die in het geval van Baybasin nu al 14 jaar wordt geëxecuteerd.

Het BEK TEK LLC rapport

Het effect van dit verschil in kwaliteit van het bestudeerde materiaal komt uitdrukkelijk tot uiting in de onderzoeksresultaten van beide deskundigen. Deze verschillen aanmerkelijk.

Opvallend genoeg vangt het rapport van BEK TEK LLC aan met een levensgrote waarschuwing:

As previously advised, conclusive audio authenticity analyses can only be

conducted of original recordings, or clone copies in their original file format.” (rapport d.d. 14 augustus 2009, p. 1)

Maar was dat nu niet precies datgene waarom de Israëlische deskundige had gevraagd: “clonecopies?

In zijn algemene inleiding schrijft BEK TEK LLC sub 2:

Severe aliasing artefacts (—) are present on all of the recordings, except for the “a3-24-22h24-14nov97.wav” and “a4-34-20h45-1dec97.wav” files. Aliasing is the addition of frequency components that were not part of the original recording, and probably occurred during the duplication process due to improper digitization.” (rapport d.d. 14 augustus 2009, p. 2)

Naar aanleiding van de rapporten van de deskundigen heeft Jacobs uitvoerig met beide deskundigen gesproken. Hij schrijft over zijn gesprek met Douglas Lacey van BEK TEK LLC dat deze hem zei geen harde conclusies over manipulatie te willen trekken op basis van het door hem ontvangen kopie materiaal! Jacobs:

He stuck to this position, even for an audio file like a3-24 that came from the optical disc (see Subsection 2.1), saying that the digital-analog-digital conversions introduced too many uncertainties. When asked explicitly, Lacey said BEK TEK LLC  would probably have been willing to make stronger statements if it had had direct access to the digital material on the optical discs.” (rapport Jacobs d.d. 15 november 2009, p. 7)

Voor ieder onderzocht gesprek maakt BEK TEK LLC dan ook het voorbehoud:

however, as noted above, this is a digital copy and such authenticity results are not conclusive.” (BEK TEK LLC rapport d.d. 14 augustus 2009, p. 3 sub 6 (e), p.4 sub 7 (e), p. 5 sub 8 (i), p. 6 sub 9 (f) en 10 (e), p. 7 sub 11 (f) en sub 12 (f) en p. 8 sub 13 (c) )

Het is op basis van de twee rapporten van Jacobs en BEK TEK LLC volstrekt helder dat de deskundige van het College, BEK TEK LLC, met ontoereikend basismateriaal heeft moeten werken en dat zijn conclusies daarom niet beslissend zijn. Dit kan niet anders worden aangeduid dan als een ernstige tekortkoming in het door de TCEAS verrichte onderzoek: Penny-Wise, Pound-Foolish”

De door de TCEAS onderzochte gesprekken: het rapport van Peller

Ondanks deze tekortkoming worden in de rapportage van Jacobs de wel keiharde bevindingen van de Israëlische deskundige Shlomo Peller weggeschoven met de opmerking dat zij op een aantal na, niet direct door BEK TEK LLC konden worden onderschreven.

Baybasin is tot levenslang veroordeeld op bewijs dat voor 90% bestaat uit gespreksfragmenten, beweerdelijk afkomstig uit door hem in Nederland gevoerde telefoongesprekken. De gesprekken zouden zijn afgeluisterd door Nederlandse tapkamers. Het gaat om zo’n 6000 gesprekken aldus het dossier. Op zes van de vele voor het bewijs gebruikte tapgesprekken is thans nader onderzoek verricht door de door de TCEAS ingeschakelde deskundigen. Voor de verdediging van Baybasin was dit onderzoek de eerste mogelijkheid in 14 jaar om via ook door haar geaccordeerde deskundigen toegang te krijgen tot authentieke kopieën van het originele materiaal. Na zijn veroordeling tot levenslang, zijn alle door Baybasin gevoerde procedures om toegang te krijgen tot het originele tapmateriaal afgestuit op de juridische mantra van het “gesloten stelsel van rechtsmiddelen”: een eenmaal definitieve rechterlijke beslissing is juridisch onaantastbaar. Voor Baybasin betekende dit dat de beslissing van het Hof den Bosch, dat hij geen toegang kreeg tot de originele gegevensdragers waarop hij tot levenslang werd veroordeeld, jarenlang onaantastbaar bleef. Alleen een geslaagde herziening zou dit gesloten stelsel kunnen doorbreken, maar om dit te realiseren moest Baybasin eerst aantonen dat het bewijsmateriaal in zijn zaak was gemanipuleerd. En dat kon alleen maar door middel van een technisch onderzoek op de originele gegevensdragers, waarover Baybasin nu juist niet beschikte. Onderzoek op de kopiebanden van de gesprekken die Baybasin ooit ter beschikking waren gesteld werd hiervoor onvoldoende geacht. Een ware Catch 22 situatie, waarin het Openbaar Ministerie aangaf: Om te bewijzen dat je op vervalst tapmateriaal bent veroordeeld, moet je manipulatie aantonen. Dat kan alleen via een technisch onderzoek van (een identieke kopie van) de originele optical disks en spoelenbanden. Die hebben wij in ons bezit, maar die stellen we jou niet ter beschikking”.

Het onderzoek door de TCEAS bood Baybasin de eerste mogelijkheid uit deze val te ontsnappen. Die waarde heeft het technisch onderzoek van de commissie in ieder geval voor hem gehad. Lezing van het rapport van de Israëlisch deskundige Peller bezorgde Baybasin en zijn verdediging dan ook een schok van herkenning. Vanaf de allereerste beschuldigingen immers heeft Baybasin aangegeven onschuldig te zijn en de gesprekken die aan zijn veroordeling ten grondslag werden gelegd niet als authentiek te herkennen. Peller, die zijn onderzoek op het meest authentieke audio materiaal verrichtte, plaatst een alarmerend groot aantal, zorgvuldig onderbouwde kanttekeningen bij alle 6 opnieuw onderzochte, voor het bewijs gebruikte gesprekken.

Öge-zaak

Bij het gesprek A 1-1, slechts twee minuten lang, maar centraal in de bewijsvoering van de Öge-zaak, plaatst Peller al 11 serieuze kanttekeningen. Peller schrijft in zijn conclusie bij dit gesprek:  “This call shows many discrepancies and anomalies with respect to standard telecom signalling, date of recording, SNR, etc. Some of these discrepancies are major, and create grave reservations for signal manipulation”. En: Some findings doubt whether the call destination was indeed a Dutch telephone and the date of the recording was 1997.” (rapport d.d. september-oktober 2009 van Shlomo Peller, pp. 14 en 15 sub Conclusions)

Bij het andere in de Öge-zaak onderzochte gesprek A 1-3 concludeert Peller:

The number of findings, their nature and diversity put a heavy concern whether the call was not “cooked” by slicing segments from more than one (and possible more than two) calls, while overlaying the slicing points (to blur the gluing points) and possible adding some artificial noise to cover splicing marks.” (rapport d.d. september-oktober 2009, pp. 17 en 18 sub Conclusions)

Het derde in de Öge-zaak heronderzochte gesprek A 1-4 noopt Peller zelfs tot 79 beargumenteerde observaties van onregelmatigheden in het materiaal. Conclusie: “1. The number of abnormal observations in this call, their type and diversity speaks for itself. (—) 3. Some of the observations are so exceptional and obvious that the conclusion as to the authenticity of the call is essentially inevitable.” (rapport d.d. september-oktober 2009, p. 25 sub Conclusions 1 en 3). Peller merkt bij dit gesprek bovendien op dat zijn signaal-analytische onderzoek uitwijst dat dit gesprek een beltoon heeft die afwijkt van de beltoon die Turkije had op het gepretendeerde moment van het gesprek. Dit strookt niet met de mededeling bij deze file, zo schrijft hij, dat het om een uitgaand gesprek zou gaan van Baybasin naar Turkije op 9 november 1997.

Gesprek A 1-5 tot slot, waarop het hof mede het bewijs van moord construeerde, dwingt Peller tot de conclusie:  “The number of findings, their nature and diversity makes it realistic that the call was actually “cooked” by slicing segments from more than one call (—)by overlaying the slicing ends and occasionally adding some artificial noise to blur the splicing points.” (rapport d.d. september-oktober 2009, p. 28 sub Conclusion  4)

Kentucky-zaak

In de bewijsconstructie van de zogenaamde poging tot uitlokking van moord in Kentucky staat het gesprek A 3-24 centraal. Dit is het door Buruma in zijn eindrapport aangehaalde gesprek tussen Baybasin en de Israëlische legergeneraal, overste Dahan. Het commentaar van Peller op dit audio-fragment is eveneens vernietigend: “The destination number is unlikely a real Israeli cell-phone number, hence the call data is unreliable (—) Some of these discrepancies are major, and create grave reservations for signal manipulation and splicing.” (rapport d.d. september-oktober 2009, p. 12 sub Conclusions 1 en 2)

Gijzelingszaak

Het laatste door de deskundigen onderzochte gesprek is A 4-34, een gesprek waarvan de letterlijke vertaling laat zien dat beide gesprekspartners, Baybasin en de Turkse advocaat Yildiz, zich beiden in Istanbul bevinden, alhoewel Baybasin al in 1992/1993 Turkije had moeten ontvluchten. Het rapport Buruma spreekt over een brief van de advocaat Yildiz, waarin deze verklaart dat dit gesprek vóór 1993/1994 heeft plaatsgevonden. Dit strookt niet met het strafdossier dat aangeeft dat dit gesprek op 1 december 1997 in Nederland zou zijn afgeluisterd. Peller constateert ook in dit gesprek weer vele onregelmatigheden waarvan “Some (—) establish concerns for potential splicing of the call” , alsmede een beltoon die het volgens internationale telecom- standaardenonmogelijk maakt dat het gesprek vanuit Nederland naar Turkije werd gevoerd, zoals in het strafdossier werd geclaimd. (rapport d.d. september-oktober 2009, p. 10 sub 2 )

De eindconclusies van Jacobs

Deze uitgebreide lijst van harde bevindingen van de Israëlische deskundige Shlomo Peller wordt in de eindrapportages door Jacobs weggeschoven met de enkele opmerking dat zij niet direct door BEK TEK LLC werden onderschreven. Dat BEK TEK LLC naar eigen zeggen met volstrekt ontoereikend basismateriaal moest werken, wordt in Jacobs’ conclusie gemakshalve weggelaten.

Maar waar Jacobs in zijn uiteindelijke conclusies toch niet omheen heeft gekund, zijn drie gesprekken waarin de aanwijzingen van mogelijke manipulatie door beide deskundigen zijn onderschreven.

Jacobs schrijft in zijn eindrapport van 16 augustus 2010, dat onderzoeker Lacey van BEK TEK LLC (BTR) niet heen kon om de door Peller (PR) waargenomen onregelmatigheden in de gemeten beltonen. Ik citeer:

PR wijst op inconsistenties in deze beltonen. BTR heeft deze beltonen niet onderzocht, maar de onderzoeker Lacey van BEK TEK LLC sprak later, na het inzien van PR, desgevraagd, van een “compelling argument regarding the cadence issue” (JR:p.8 bovenaan). (—) Van de twee uitgaande gesprekken merkt FRR (Jacobs’ Nederlandse telecom deskundige) op dat ook van één daarvan (a4-34) de beltonen niet in de standaards voorkomen. De andere (a1-4) komt wel voor, en betreft een aantal mogelijke landen in Afrika. (rapport Jacobs d.d. 16 augustus 2010, p. 4)

Jacobs zegt zich in het kader van het onderhavige onderzoek niet te willen buigen over de vraag of in het gesprek A1-4 de locatieaanduiding van de gebelde in een mogelijk Afrikaans land consistent is met het dossier. Hij laat daarom ook dit onderzoeksgegeven in zijn uiteindelijke conclusie buiten beschouwing. Het strafdossier en de inhoud van het gesprek A 1-4 geven echter uitdrukkelijk aan dat de gebelde gesprekspartner zich op het moment van het gesprek in Turkije moet hebben bevonden. Was dit onderzoeksresultaat uit het nieuw uitgevoerde signaal-analytische onderzoek indertijd in de strafprocedure door de toen ingeschakelde NFI-deskundige, drs. A.P.A. Broeders, naar voren gebracht, dan zou dit voor het Hof Den Bosch zondermeer doorslaggevend zijn geweest voor een niet-ontvankelijkheidsoordeel, danwel een vrijspraak van Baybasin. Eén kennelijk gemanipuleerd gesprek dat niet strookt met de overige gegevens in het dossier moet immers voldoende worden geacht voor de diskwalificatie van al het gepresenteerde tapmateriaal.

Daarnaast zijn er dan nog de gesprekken A 4-34 en A 1-5 waarin beide experts, Peller en BEK TEK LLC, aanwijzingen van manipulatie vinden, ondanks het inferieure materiaal dat de Amerikaanse onderzoeker ter beschikking stond. Jacobs concludeert over deze gesprekken:

Wat er in mijn ogen overblijft zijn de volgende twee punten.

(i). In gesprek a4-34 constateren beide audio experts een mogelijk geval van manipulatie, zie Figuur 6 en de conclusie in JR. Bovendien blijkt de beltoon van a4-34 niet in de internationale standaards voor te komen.

(ii). In het gesprek a1-5 constateert eerst de ene, en in tweede instantie ook de tweede, audio expert een mogelijk geval van manipulatie.

Wat daarmee overblijft is enige grond voor twijfel bij de authenticiteit van gesprek a4-34, en in mindere mate ook bij gesprek a1-5.” (eindrapport d.d. 16 augustus 2010, p. 9)

Het advies van de TCEAS

Afrondend kan de technische commissie van de TCEAS er dus niet omheen dat drie van de zes onderzochte gesprekken aanwijzingen van manipulatie vertonen. En het is onbegrijpelijk dat ook dit eindresultaat tot slot wordt weggeredeneerd door Buruma in zijn brief van 24 januari 2011 aan het College van procureurs-generaal met de afsluitende woorden:  eventueel door X2 vervaardigde opnames zouden op de één of andere heimelijke manier op de audiobanden of de optical disks terecht moeten zijn gekomen, en dan ook nog op een chronologisch correcte wijze. De TC overweegt dat dit een organisatorisch bijzonder complexe operatie zou vergen. De TC acht een dergelijke operatie nagenoeg onuitvoerbaar.”(brief d.d. 24 januari 2011, p. 5)

Dit laatste argument komt aan het slot plotsklaps uit de lucht vallen –als mosterd na de maaltijd – zonder enige wetenschappelijke onderbouwing door de eigen technische commissie. Allereerst spreekt Jacobs’ eerste rapport van 15 november 2009 op p. 3 in navolging van de deskundige Peller over de “rewritable” optical disks. En de garantie dat aan de TCEAS de werkelijk originele spoelenbanden van de gesprekken uit de A-1 Öge-zaak zijn overhandigd, ontbreekt evenzeer. Dit had zelfs de deskundige van het NFI,  Broeders, al aangegeven in zijn rapport van  22 december 2000. De deskundige Peller heeft ons recent nog eens uitdrukkelijk bevestigd dat zowel de gebruikte optical disks als de gebruikte spoelenbanden met groot gemak vele malen konden worden gekopieerd onder simpele invoeging van nieuwe gesprekken tussen de op de band genoemde tijden. Dit zou de constatering van beide deskundigen verklaren dat bijna alle onderzochte gesprekken abrupte einden vertonen, soms midden in een zin of woord. Peller’s observatie wordt bevestigd door het al in 2003 uitgebrachte rapport van PriceWaterhouseCoopers over de (non-existente) beveiliging van de Nederlandse tapkamers op dat moment. Er bestonden levensgrote risico’s op inzage in en verandering van geïntercepteerde informatie of daarmee samenhangende meta-informatie door onbevoegde derden (rapport d.d. 25 augustus 2003 van PriceWaterhouseCoopers).

Er is, met andere woorden, heel veel af te dingen op de eindconclusie van de professoren Jacobs en Buruma dat hun eigen technisch onderzoek geen manipulatie heeft kunnen vaststellen. En het mag zeker bedenkelijk worden genoemd, dat dé enige instantie in Nederland tot wie veroordeelden zich in het geval van een mogelijk onterechte veroordeling kunnen wenden, zo halfslachtig omgaat met haar taak en bevoegdheden. De CEAS is en blijft slechts een adviesorgaan van het Openbaar Ministerie. Maar is de wettelijke opdracht van het Openbaar Ministerie nu juist niet waarheidsvinding in plaats van waarheidsverhulling – zoals het Baybasin-onderzoek van de TCEAS op basis van het voorgaande toch wel mag worden aangeduid -?

De kans op een geslaagde herziening zeer groot

Afgezien hiervan is in ieder geval duidelijk geworden dat de kans op herziening in de Baybasin-zaak zeer groot is. Buruma vermeldt in zijn rapport van 3 januari 2011 een aantal nieuw opgekomen nieuwe feiten die alle, stuk voor stuk, geschikt zijn voor een geslaagde herziening. Daar komt nu de eindconclusie van Jacobs bij, dat de deskundigen het eens zijn over aanwijzingen van manipulatie in drie gesprekken, te weten A 4-34 en A 1-5 en A 1-4. Signaaltechnisch keihard is de constatering dat de beltoon in gesprek A 4-34 niet in internationale standaards voorkomt. Zeer hard is ook de constatering van beide deskundigen dat de beltoon van het gesprek duidt op een gebelde gesprekspartner in een Afrikaans land in plaats van in Turkije, waarnaar volgens het dossier op dat moment werd gebeld. Het betekent twee extra nieuwe feiten voor de herziening van de Öge-zaak en nog een extra nieuw novum voor de Kentucky-zaak. Van belang is ook dat BEK TEK LLC de zeer harde conclusies van Peller niet betwist. BEK TEK LLC geeft slechts aan Peller’s conclusies bij gebrek aan authentiek materiaal niet te hebben kunnen bevestigen.

Maar hoeveel jaar mogelijk onterechte detentie gaat de herzieningsprocedure Baybasin nog kosten?

Download:

Het advies van de Toegangscommissie aan het College van procureurs-generaal.
De 
rapportage van de Toegangscommissie.
De twee technische 
rapportages.

geen nader onderzoek naar taps baybasin

De toegangscommissie van de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (TCEAS) is van oordeel dat niet vastgesteld is kunnen worden dat de telefoontaps in de zaak Baybasin zijn gemanipuleerd. Er bestaan geen ‘harde’ signaal-analytische aanwijzingen van manipulatie, aldus de TCEAS. Technische audio-analyse heeft ‘tot verschillende inschattingen’ van de geraadpleegde deskundigen geleid. Niettemin zijn de deskundigen het eens over twee gesprekken die alle kenmerken vertonen van manipulatie.

Lees hieronder zelf de rapporten van de Commissie Buruma:

Download:

Het advies van de Toegangscommissie aan het College van procureurs-generaal.
De 
rapportage van de Toegangscommissie.
De twee technische 
rapportages.

4 gedachten over “Zaak Baybasin | ’98-’12”

  1. Beste Chris Kers,

    De broer van Baybasin, Abdullah, is VOLLEDIG VRIJGESPROKEN !!!

    Ook Baybasin zelf is volledig onschuldig:

    http://www.boublog.nl/category/artikelen/justitie/baybasindemmink/langendoen/

    Dus allemaal heel aardig, die verdachtmakingen…

  2. chris kers gezegd:

    allemaal heel aardig die verdachtmakingen aan het adres van demmink maar is het geen feit dat de clan baybasin een bekende koerdische heroine bende is en dat de broer van de in nederland veroordeelde baybasin in engeland ook veroordeelt is wegens het leiding geven aan een grootschalige heroinebende.

    • Klopt, maar wat wil je daarmee zeggen? Los van het feit dat het niet alleen om verdachtmakingen gaat, maar vooral over heel veel feiten en aanwijzingen sluit het een het ander niet uit.

Plaats een reactie